Je vader het me zondagavond meegenomen D'r was een bokswedstrijd in 't Concertgebouw D'r was een neger voor uit Afrika gekomen 't Was een gedrang, in 't portaal lag ik al flauw Ik heb tot nou an toe nog niet kunnen beseffen Waarom d'r zoveel duizend mensen kijken gaan De mensen vinden 't gewoonweg een traktatie Te zien, hoe ze mekander ongelukkig slaan
D'r waren vier gewone touwetjes gespannen In 't vierkant, en dat noemen die lui daar een ring Aan ied're kant een emmer water met een handdoek Dat was voor as d'r eentje van z'n stokkie ging Ineens twee hele naakte gosers op 't schavotje Ik schrok me mottig, meid, en zei tot pa: "Verrek Had jij me dat niet van te voren kunnen zeggen?" Ik zat te beven met een kleur tot in mijn nek
Merie, die stieren gingen samen aan 't rauzen Bij iedere slag dacht ik: D'r gaat er een om zeep Die ene kreeg een hengst, precies tussen z'n ogen Je zag geen ogen meer, je zag alleen een streep Die ander was z'n kaak uit het model geslagen Die stond te duizelen: 'k zeg "Vader is 't nou uit?" "Nee", seit ie, "Vrouw, die ene moet 'm blijven knokken Totdat die heer in 't midden op zijn fluitje fluit"
Na ied're drie minuten gingen z'effen zitten Dan lagen ze voor een mirakel op een stoel Twee kerels stonden dan te zwaaien met een handdoek Je vader zei: "Wat krijgt die blanke op z'n smoel" Die zwarte stond maar met z'n vuisten rond te malen Je vader zei "Hij gaf 'm daar een reuze swing" Hij zat te klappen, toen die stumper op de grond lag En riep: "Bravo"; hoe vind je zo'n ellendeling
In ene sloeg de Amsterdammer achterover Ze gingen hardop tellen: een, twee, drie, vier, vijf Bij zes stond die waarachtig alweer op z'n poten En gaf die neger een urk op z'n onderlijf Ik zeg: "Ik ga d'r uit, ik kan niet langer aanzien Dat zo een mens hier tot hachee geslagen wordt" Toen zei je vader: "Weet jij veel, dat is 't fijne Daar hei jij geen verstand van, mens, dat is de sport"
De neger het toch de merakelslag gekregen Je vader sprong toen op z'n stoel en riep: "Nok out" Toen ben ik, half dood, de deuren uitgevlogen Ik docht ik stikte, meid, ik had het zo benauwd En thuis vroeg ik je vader wie toch die meheer was Die in het midden stond; toen zei die: "Dat is kras Je bent toch in 't Concertgebouw geweest, niet ouwe? Wist je niet dat het Willem Mengelberg was?"
En midden in de nacht gaat vader aan 't schreeuwen: "Word nou es wakker moeder, sta es effen op Dan zal 'k je wijzen, hoe j'een linkse hoek mot geven" Toen sloeg ik 'm met de pook een kuiltje in z'n kop Ik zeg: "Ouwe suikerbakker, mot je mijn daar brengen? Ik heb van jullui sport dan geen verstand misschien Maar ik ga liever fijn een avondje naar Flora Ga jij maar boksen vent, maar mijn niet meer gezien"