"Langs de Papadaanhelling vlieden langzaam regenwolken, grauwe donkere regenwolken, strelende de groene bergwand, 'lijk bij 't blije minnekozen tedere gelieven vlijen hoofd aan hoofd en wang aan wang. Sarina staat thee te plukken. Helder kleurt haar rank figuurtje tussen de teer groene struikjes, buigend, rekkend weder, guitig 't helle blauw van 't baadje, tegen 't bruin van 't bloter borstje, dat maar even, schuchter even, welving van heur maagdeboezem toont in 't soepel dun katoentje. Nijver plukt ze blad bij blaadje van de tankalan, de volle kopstruik, die bij 't vingerstrelen heim'lijk lijkt te weelderillen. Ziet, de kleine handjes buigen gracelijk de twijgjes weg, die spelend vast hun blaadjes houden, zo dat bij het feller rukken munten aan Sarina's geulang rink'len om haar slanke polsjes. En, als ze het schuchter tink'len hoort van het vergulde koper, heft ze plots'ling hoger 't lichaam uit de regelmaat'ge rijen van de boompjes, schut ze d'ogen met heur donkerrode slendang, tuurt en tuurt ze, naar waar ginder, Doeroek Assi, poot'ge Soenda, patjal heft en patjal neerslaat bij 't bewerken van zijn sawah... Doeroek Assi, die de geulang, de zwaar koper gouden armring voor haar kocht op Slamattan... Ziet, de zon schijnt op 't ijzer van z'n patjol, dat 't 'n bijl lijkt, toverbijl van enkel zilver! Hoei! Hoe ranselt hij de sawah! 't Water spettert tot z'n schouders, doet zijn borst en lenden glimmen... Mooi en sterk is Doeroek Assi! Mooi en sterk en in zijn armen moet het zalig zijn, te rusten... Sarina glimlacht en zucht. En ze buigt zich weer tot plukken, ijveriger dan zo even... Want met elke handvol theeblad, die ze neerwerpt in haar mandje, vordert zij aan haar Geluk: komt de Blijde Dag haar nader... Sarina plukt voor haar bruidschat
En die thee die drinkt m'n Tante, die niet wagen zou Holland te laten varen voor den Oost Ja, die thee is voor m'n Tante In haar zure lamoyante ouwevrijsterslevenstroost
Als m'n Tante uit haar maagd'lijk Ledikant is opgestaan Trekt zij eerst haar negligeetje Over haar geraamte aan Met haar facie ongewassen Elke krul 'n papillot Gaat ze dan met Duncan-passen Linea recta naar de pot
Naar de theepot, welbegrepen Waar van gisteravond laat Nog 'n restje vierde treksel Op Verkades nachtlicht staat En m'n Tante slurpt 'n koppie En dat doet m'n Tante goed Beter dan 't z'n eerste proppie 'n Gewoontedrinker doet
Dan gaat Tante zich verkleden Nel, de poes, loopt met haar mee Dan gaat Tante naar beneden En daar drinkt m'n Tante thee Bij haar boot'ram met 'n sneetje Zoete koek er bovenop Drinkt m'n Tante dan haar theetje Derde, vierde en vijfde kop
Later, bij het koppieswassen Schenkt m'n Tante nog eens bij "Al die thee maar weg te gooien Is verkwisterij", zeit zij Als de thee is afgeschonken En geen kleur of geur meer het Dan gebruikt ze nog de blaren Voor 't borst'len van 't karpet
Even moet de thee van tafel Want de koffie komt eran Grootpapa komt uit z'n kamer Die geen thee verdragen kan Maar des middags, zo na drieen Gaten stoppend in Opa's sok Drinkt ze thee - poes op d'r knieen En dat noemt ze 'r 'fijveklok'
En des avonds, na het eten Nauw'lijks is de tafel 'schoon' Is mijn Tante neergezeten Achter 't theeblad op haar troon En dan komen de vriendinnen Lieve Truus en lieve Kee Een voor een de kamer binnen Drinken met m'n Tante thee
En de thee, die met haar geuren 't Ouwevrijstershart verrukt 't Is de thee, die door Sarina Voor haar bruidschat werd geplukt